
Plastic post
De Atlantische Oceaan, 1954. De strip westelijk van Ierland toont het startpunt van een inventieve proef: The Drift Envelope Experiment. Zo’n 6.500 postkaarten verpakt in plastic enveloppen, werden vanuit een vliegtuig in zee gegooid. Afzender was het Brits Nationaal Oceanografisch Instituut dat inzicht wilde krijgen in het krachtenspel van zeestromingen. Opdrachtgever was het Engelse Ministerie van Transport en Luchtvaart, ten bate van een internationaal programma om verspreiding van olievervuiling op zee tegen te gaan. Om de (gedroomde) eerlijke vinders niet op kosten te jagen, konden de postkaarten gratis worden teruggestuurd naar het Instituut aan de Engelse zuidkust. Dankzij de hulp van alerte kustbewoners die ongevraagd werden ingeschakeld als een menselijke zoekmachine, crowd sourcing zouden we nu zeggen, en dankzij de logistiek van internationale postbezorging, kwam iets meer dan 40 % van de uitgeworpen enveloppen retour.
De vindplaatsen van de postkaarten, heetten turning points. De geografische reikwijdte varieerde van Vardø hoog in het noorden van Noorwegen, en oostelijker nog, een schiereilandje boven Moermansk, tot zuidwaarts Baskisch Spanje; zelfs aan de Portugese kust lag zo’n keerpunt. Ook de kusten van de Noordzee kregen post, de stranden op de Waddeneilanden, Terschelling bijvoorbeeld, waar het postale drijfhout, waarschijnlijk benoorden Schotland langs, na een maand of 4 aanspoelde. Zo’ 60 jaar later is het een ongepaste vorm van veldwerk om plastic in zee te gooien, maar toch, The Drift Envelope Experiment is een aanstekelijke methode om wetenschappelijk verrassingen aan de zee te ontlokken.
Een vergelijkbare methode maar dan nog ‘vrolijker’, is de serendiepe proef met plus 28.000 badeendjes, de plastic inhoud van een container die in januari 1992 overboord was geslagen van een schip dat via de Stille Oceaan vanuit China onderweg was naar de Amerikaanse westkust. Eigenlijk waren het 5 soorten kleurrijke speelbeesten, later gekoesterd als friendly floaties. Tot de dag van vandaag worden ze aan verschillende stranden teruggevonden. Zelfs aan Noordzee-stranden, het speelgoed bleek reislustig, via de noord westelijke passage was het boven Alaska langs de Atlantische Oceaan binnengevaren. Oceanograaf en strandjutter Curtis Ebbesmeyer heeft van dit container-ongeluk zijn werk gemaakt, Donovan Hohn een boek: Moby-Duck: The True Story of 28,800 Bath Toys Lost at Sea (2011). Hohn’s onderzoek is fraai volgwerk, het spoor terug tot in de Chinese fabriek waar dit niet stuk te krijgen speelgoed en masse werd geproduceerd, het spoor vooruit tot op de stranden aan de Noordzee.
Beide projecten – de postkaarten en de badeendjes – lijken verwant aan de oudere flessenpost. Bekend uit zeevaartverhalen waarin een fles, meestal met een noodkreet overboord werd gegooid, in de hoop dat die ergens zou aanspoelen, ontdekt door een alerte lezer. ‘Plastic’ fles, plastic badeend, plastic enveloppe – er moeten nog duizenden uit 1954, uit 1992 en uit tijden van weleer, ronddrijven. Voor wie er oog voor heeft, stapvoets wandelen langs de vloedlijn is een vorm van wetenschappelijk onderzoek. Opmerkzaamheid is een deugd, plastic strandgoed is meer dan soep.
Jan de Graaf